HET DRUKKEN VAN EEN BOEK
Een boek, hoe dik of dun ook, moet natuurlijk niet na één keer lezen uit elkaar vallen. Ook is het belangrijk, dat het boek bij iedere pagina gemakkelijk kan worden opengeslagen. De beste manier om dat te bereiken, is door bedrukte vellen papier te vouwen en die aan elkaar te "naaien", of beter gezegd: te binden. Van het zo ontstane boekblok wordt aan drie kanten iets afgesneden en aan de boekband bevestigd. Aan de hand van voorbeelden, laat dit hoofdstuk zien hoe de vellen met pagina's moeten worden bedrukt. De techniek van het binden blijft hier buiten beschouwing.
Het katern
Een 2 of meer keer gevouwen vel wordt katern genoemd. Hoeveel pagina's een katern telt is afhankelijk van het aantal vouwen. Een 2 keer gevouwen (bedrukt) vel telt 8 pagina's en met elke extra vouw verdubbelt het aantal pagina's, dus 4 keer vouwen betekent 32 pagina's. In de meeste gevallen is een pagina hoger dan breed en wordt ook wel een staand formaat genoemd. Voor zo'n katern wordt een vel papier zó gevouwen, dat het met iedere vouw de lengte wordt gehalveerd. In het vouwschema hiernaast is dat weergegeven. Een minder voorkomende vorm is het oblongformaat, of liggend formaat. Bij zo'n katern is de korte kant de rugzijde. Daarom moet er op een iets andere manier worden gevouwen. Met de eerste vouw wordt de breedte van het vel gehalveerd en met de tweede de lengte, dus tegengesteld aan de volgorde voor een gewoon katern. Ook verandert de verhouding breedte:hoogte na elke vouw. Als die verhouding bij een ongevouwen vel 3:2 is, dan wordt die na de eerste vouw 3:1. Na de tweede vouw is de verhouding weer 3:2, na de derde 3:1, enzovoort. Dus een katern van 8 of 32 pagina's krijgt dezelfde verhouding als het ongevouwen vel. Toch is het mogelijk om een katern van 16 pagina's met de verhouding 3:2 te maken. Daarvoor moet de eerste vouw als het ware worden overgeslagen. U kunt een venster met de beide vouwschema's hier openen en de verschillen zien.
 
Drukken voor een te binden boek
Dit voorbeeld gaat uit van een boek met katernen van elk 8 pagina's. Elk katern is een vel papier, dat twee keer is bedrukt met 4 pagina's per keer of drukgang. De eerste drukgang wordt schoondruk genoemd en de tweede weerdruk. De inkt van de schoondruk moet droog zijn, vóórdat de weerdruk kan worden gedrukt. Daarom worden eerst alle schoondrukken gedrukt.
De eerste vouw is de bovenkant van het katern en dat betekent in de eerste plaats, dat de pagina's paar-gewijs en met de kop naar elkaar moeten staan. Die 'paren' moeten ook nog op een bepaalde manier worden gecombineerd. Het plaatje toont de schoondruk van het eerste vel en het (gevouwen) katern. We zien dat de som van zowel het bovenste als het onderste paar 9 is, dus gelijk aan de som van de eerste en de laatste pagina. Voor de weerdruk van dit vel geldt hetzelfde. En we zien ook dat de eerste en de laatste pagina van het katern naast elkaar staan. In het volgende katern moeten dat de pagina's 9 en 16 zijn en is de som van twee naast elkaar staande pagina's telkens 25. De gemakkelijkste manier om dit te begrijpen, is het volgende. Vouw een katern en zet voorop het cijfer 1. Sla dan eerste 'pagina' een beetje om, zet het cijfer 2 op het omgeslagen stuk en 3 op het andere en zo verder. Op de achterkant van het katern komt dan het cijfer 8 te staan. Door het katern daarna weer open te vouwen is het meteen duidelijk waar en hoe de pagina's moeten staan.
Vooral als een boek veel katernen bevat, wordt een zogeheten collationeerteken op het vel meegedrukt. Dat is een smal blokje in de rugvouw van een katern, dat bij ieder volgend katern iets lager wordt geplaatst. Het teken wordt alleen in de schoondruk meegedrukt, bijvoorbeeld tussen pagina 1 en 8. Na het vouwen is het als een streepje op de rug katern te zien. Daarmee heeft de binder een controlemiddel bij het verzamelen van de katernen. Als de katernen in de goede volgorde liggen, vormen de tekens als het ware een 'trapje'.
 
Drukken voor een boek zonder echte katernen
Voor bijvoorbeeld een prentenboek voor kleine kinderen wordt vaak dik en sterk papier gebruikt. Een vel tot een katern vouwen is dan niet goed mogelijk. In dat geval wordt het vel maar één keer gevouwen en worden er dus 2 pagina's per zijde gedrukt. Maar meestal is het niet mogelijk een stevig boek te maken met deze 'halve' katernen, omdat ze te gemakkelijk los kunnen scheuren. Een oplossing is een vel bij het eerste in te steken en zo een katern met 8 pagina's na te bootsen. Als het boek 24 pagina's telt, dan zijn er dus 3 van deze nagebootste katernen nodig. De plaatjes laten zien hoe de eerste 8 pagina's worden gedrukt (waarbij alleen de 2 weerdrukken te zien zijn) met rechts het resultaat. In vergelijking met echte katernen is deze werkwijze nogal tijdrovend, vooral bij wat grotere oplagen of veel katernen. Maar daarvoor is een oplossing: 4 pagina's op een dubbel zo groot vel drukken alsof het een katern is. Nadat het vel aan beide zijden bedrukt is, wordt het gesneden als op het plaatje en hebben we een buiten- en binnenvel. Op die manier wordt de druktijd dus gehalveerd. Toch is deze "truc" niet altijd te gebruiken. Want een nagebootst katern hoeft niet per sé uit 8 of 16 pagina's te bestaan, zoals bij echte katernen. Het kunnen er ook 12 zijn, ofwel 3 vellen van 4 pagina's. Een boekje van bijvoorbeeld 28 pagina's wordt dan samengesteld met twee "katernen" van 8 en één van 12 pagina's. In dat geval kan dit bij de eerste twee katernen worden toegepast, maar niet bij het derde katern. De drukker moet dan kiezen voor de één of een combinatie van beide manieren.
 
Een ander soort boek
De eenvoudigste boekvorm is het schoolschrift. Eigenlijk is het niet meer dan een aantal vellen papier dat tegelijk met een kaft aan elkaar is genaaid of geniet. Daardoor is het heel goed toe te passen voor een boekje met heel weinig pagina's en zó eenvoudig, dat iedereen het kan maken. Een boekje van 12 pagina's bestaat uit drie vellen papier plus een kaft. Natuurlijk moeten die pagina's uiteindelijk in de goede volgorde komen te staan. Het plaatje hiernaast laat zien hoe ze moeten worden geplaatst. Als de drie vellen en eventueel de kaft zijn bedrukt en gevouwen, dan worden ze open geslagen op elkaar gelegd. De volgorde daarbij is als op het plaatje van beneden naar boven gezien. Dus eerst de kaft, daarop het vel met pagina 2 en zo verder. De volgende stap is het aan elkaar naaien of nieten van het geheel. In theorie is het boekje dan klaar, maar de paktijk is toch iets anders. Als u drie gevouwen vellen in elkaar steekt, zult u zien dat ze niet even breed lijken te zijn. Hoe dikker het papier of hoe meer vellen, hoe sterker het effect is. Om toch een mooi afgewerkt boekje te krijgen, moet aan de open zijden iets van het boekje worden afgesneden. Het uitgangspunt daarvoor is de kaft, omdat die het "kleinst" is. Voor de boven- en onderkant is één milimeter gebruikelijk.
© a.a.j. buisman  /  laatst gewijzigd 24 december 2011